De basis van strategisch management

Een strategisch manager moet drie kernvragen kunnen beantwoorden:

  • Wat wil je bereiken? Deze vraag richt zich op meetbare doelen zoals omzet en winst, maar ook op kwalitatieve doelstellingen rond personeel en productontwikkeling. Het vormt het fundament voor alle strategische beslissingen.
  • Waarom wil je dat bereiken? De onderbouwing van strategische keuzes vraagt om grondige kennis van markt, techniek en concurrentie. Een goed begrip van deze context zorgt voor weloverwogen besluitvorming.
  • Hoe wil je dat bereiken? Het uitstippelen van de route naar succes vereist niet alleen kennis van het einddoel, maar ook inzicht in beschikbare middelen en mogelijke obstakels. Deze vraag verbindt strategie met uitvoering.

De vier managementstijlen

Op basis van twee dimensies - aansturing (proces vs. resultaat) en betrokkenheid (specialist vs. grote lijn) - onderscheiden we vier typen managers:

  • De bestuurder richt zich op resultaten en houdt afstand van inhoudelijke details. Werkt via heldere structuren en formele communicatie. Deze manager excelleert in het uitzetten van grote lijnen en het delegeren van verantwoordelijkheden.
  • De meewerkend voorman combineert inhoudelijke expertise met directe betrokkenheid bij het werk. Kent alle details van het primaire proces en stuurt vanuit vakmanschap. Deze manager leidt door voorbeeld en technische kennis.
  • De procesmanager focust op werkprocessen zonder zich te verliezen in technische details. Stuurt op activiteiten en meetbare prestatie-indicatoren. Deze manager blinkt uit in het stroomlijnen van werkzaamheden en het optimaliseren van processen.
  • De productmanager verenigt inhoudelijke kennis met resultaatgerichtheid. Specificeert duidelijke doelen maar laat ruimte in de uitvoering. Deze manager stuurt op eindresultaat vanuit gedegen vakkennis.

Benodigde competenties voor strategisch management

Voor effectief strategisch management zijn diverse competenties nodig:

  • Markt- en technische kennis: De manager moet ontwikkelingen in markt en technologie kunnen duiden en vertalen naar kansen voor de organisatie. Dit vraagt om continue bijscholing en een brede interesse.
  • Contextbewustzijn: Inzicht in economische, maatschappelijke en juridische ontwikkelingen helpt bij het maken van afgewogen beslissingen. De manager moet kunnen schakelen tussen verschillende perspectieven.
  • Analytisch vermogen: Het filteren van waardevolle informatie uit beschikbare gegevens vormt een kernvaardigheid. Dit helpt bij het maken van onderbouwde strategische keuzes.
  • Integrale blik: Modern management vraagt om begrip van verschillende bedrijfsaspecten zoals IT, marketing en logistiek. De manager moet verbanden kunnen leggen tussen deze gebieden.

Praktische toepassing

Voor effectieve toepassing van deze inzichten is het belangrijk om:

  • Je eigen stijl te kennen: Zelfinzicht helpt bij het herkennen van sterke punten en ontwikkelpunten. Dit maakt gerichte persoonlijke ontwikkeling mogelijk.
  • Complementair team te bouwen: Verschillende managementstijlen kunnen elkaar versterken. Zoek bewust naar teamleden die andere kwaliteiten inbrengen.
  • Situationeel te leiden: Pas je stijl aan waar nodig. Verschillende situaties vragen om verschillende benaderingen.
  • Continue te ontwikkelen: Werk gericht aan het versterken van minder ontwikkelde competenties. Blijf leren en groeien in je rol.

Een effectieve manager kent zijn sterke en zwakke punten en bouwt daar een passende strategie omheen. Door bewust om te gaan met verschillende managementstijlen ontstaat ruimte voor persoonlijke groei en betere teamprestaties. Het succes van de organisatie hangt uiteindelijk af van het vermogen om verschillende stijlen en competenties optimaal te benutten.