Startpagina  | Terug  |   © 2006
 
 

Kennismaking met financiële kengetallen

Hoe zat dat ook alweer?

Algemeen managers worden dagelijks geconfronteerd met financieel beleid. Omzetcijfers, kostprijscalculaties, forecasts: het hoort allemaal tot de dagelijkse kost. Het maken van een financiële analyse is voor velen van ons echter niet iets dat geregeld wordt gedaan. In de praktijk zijn de daarbijbehorende kengetallen dan ook verwarrend. Wat is ook weer het verschil tussen liquiditeit en solvabiliteit? En tussen de current en quick ratio? We zetten de belangrijkste begrippen nog eens voor u op een rij.

Met gezond verstand kunnen we beredeneren dat het voor een onderneming belangrijk is dat 'er meer inkomt dan eruit gaat'. Met andere woorden: de cash in-cash out situatie moet positief zijn. Er zijn echter meer criteria waaraan een onderneming in financieel opzicht aan moet voldoen. Een financiële analyse van een onderneming heeft betrekking op een viertal deelgebieden:

  1. Rentabiliteit - de winstgevendheid van (het vermogen van) de onderneming
  2. Liquiditeit - het tijdig kunnen voldoen aan de financiële verplichtingen
  3. Solvabiliteit - het in totaliteit kunnen voldoen aan de financiële verplichtingen
  4. Activiteit - de doelgerichtheid waarmee vermogen aangewend kan worden

Om iets te zeggen over bovenstaande zaken, kunnen diverse kengetallen berekend worden. de meest bekende kengetallen zullen we hieronder per deelgebied summier voor u presenteren.

Rentabiliteit

Iedereen begrijpt dat de winstgevendheid van een bedrijf belangrijk is. In een verliesgevende situatie wordt er ingeteerd op de reserves van het bedrijf en dat komt de continuïteit van de onderneming niet ten goede. Het is dus belangrijk om zicht te hebben op de rentabiliteit van het geïnvesteerde vermogen, het eigen vermogen en het totale vermogen.

De brutowinst is de winst voor interest en belasting. De brutowinstmarge berekenen we als volgt:

  brutowinst
  ---------- X 100% = brutowinstmarge
    omzet   

De nettowinst is de winst na interest en belasting. De nettowinstmarge is dus:

  nettowinst
  ---------- X 100% = nettowinstmarge
    omzet   

Bovenstaande kengetallen zeggen iets over de marge op het geïnvesteerde vermogen. Niet het volledige vermogen hoeft te worden aangewend. Daarom kan het bijvoorbeeld ook nuttig zijn om de rentabiliteit van het totale vermogen te berekenen:

    brutowinst
  --------------- X 100% = rentabiliteit totale vermogen
  totale vermogen   

Op soortgelijke wijze kunnen we ook de rentabiliteit van het eigen vermogen berekenen. In plaatst van de brutowinst kunnen we natuurlijk ook de nettowinst als grondslag nemen.

Liquiditeit

Bij liquiditeit gaat om de vraag of de onderneming op dit moment in staat is om op tijd aan alle verplichtingen te kunnen voldoen. Er moet simpel gezegd voldoende geld op de bank staan of er moet op korte termijn (binnen een jaar) voldoende geld vrijgemaakt kunnen worden om alle kortlopende schulden te kunnen voldoen.

Een veelgebruikt kengetal voor het weergeven van de liquiditeitspositie is de current ratio. Voor het berekenen van de current ratio delen we de vlottende activa (die binnen een jaar zonder waardeverlies kunnen worden omgezet in geld, bijvoorbeeld de voorraden en de debiteuren) door het kort vreemd vermogen (de vlottende, kortlopende, schulden):

    vlottende activa
  -------------------- = current ratio
  kort vreemd vermogen   

De current ratio moet dus minimaal de waarde 1 hebben om alle kortlopende schulden te kunnen aflossen. In de praktijk nemen we vaker een norm van bijvoorbeeld 2, omdat er sprake kan zijn van dubieuze debiteuren of incourante voorraden.

Vaak wordt dan ook gezegd dat voorraden in de bepaling van liquiditeit niet meegenomen moeten worden. Er is immers voorraad nodig om zaken te kunnen doen en bovendien is meestal niet mogelijk de gehele voorraad op korte termijn en zonder waardeverlies te verkopen. De quick ratio laat daarom de hele voorraad buiten beschouwing:

  vlottende activa - voorraden
  ---------------------------- = quick ratio
      kort vreemd vermogen   

Ook voor de quick ratio geldt dat deze in een gezond bedrijf minimaal de waarde 1 moet hebben. Om een goede eis te stellen, moet echter ook rekening worden gehouden met de termijn voor betaling door debiteuren en de betalingstermijn voor crediteuren. Als u zelf voor uw klanten een lange betalingstermijn hanteert (bijvoorbeeld dertig dagen) en als uw leveranciers van u eisen dat u in gemiddeld acht dagen betaalt, dan is een quick ratio van 1 wellicht niet voldoende.

Om zicht te krijgen op de liquiditeitspositie van een onderneming wordt vaak ook gekeken naar het nettowerkkapitaal. Dit kengetal wordt als volgt berekend:

  vlottende activa - kort vreemd vermogen = nettowerkkapitaal

Het nettowerkkapitaal is een absoluut getal. Het is dus niet mogelijk dit kengetal te gebruiken voor vergelijking met andere ondernemingen. Voor alle kengetallen voor liquiditeit geldt overigens dat het gaat om een momentopname. De gegevens zijn immers afkomstig uit de actuele balans van de onderneming.

Solvabiliteit

Solvabiliteit gaat over de vraag of een organisatie in staat is om aan alle financiële verplichtingen te voldoen. Men kan zich hierbij de vraag stellen of er bij faillissement voldoende middelen voorhanden zijn om ervoor te zorgen dat verschaffers van vreemd vermogen schadeloos gesteld kunnen worden.

Er zijn twee gangbare solvabiliteitsratio's. Bij solvabiliteitsratio I gaat het om de verhouding tussen het ingebrachte eigen vermogen en de totale activa (=balanstotaal):

  eigen vermogen
  -------------- = solvabiliteitsratio I
   balanstotaal

In de praktijk wordt voor dit getal een norm van minimaal 0,25 tot 0,50 gehanteerd. In een solvabele onderneming bedraagt het eigen vermogen dus minimaal 25% tot 50% van het totale vermogen. Als de onderneming failliet gaat, mogen de totale activa met 25% tot 50% in waarde dalen. In dat geval kunnen toch alle verstrekkers van vreemd vermogen terugbetaald worden.

Bij solvabiliteitsratio II wordt bepaald in hoeverre de onderneming uit de totale waarde van de activa alle schuldeisers kan terugbetalen. Men deelt daarom de totale activa door het vreemd vermogen:

   totale activa
  --------------- = solvabiliteitsratio II
  vreemd vermogen

Hoe groter dit getal is, hoe hoger het aandeel eigen vermogen, hoe groter de buffer voor het opvangen van verliezen en dus hoe hoger de solvabiliteit van de onderneming is.

In de V.S. wordt voor bepaling van de solvabiliteit vaak uitgegaan van de zogenaamde debt ratio, waarbij wordt gekeken naar de mate waarin het totale vermogen is gefinancierd met vreemd vermogen:

  vreemd vermogen
  --------------- = debt ratio
  totaal vermogen

Naast deze ratio's kan er in het kader van solvabiliteit ook worden gekeken naar cash flow ratio's en het interest dekkingskengetal.

Activiteit

De activiteit van een onderneming zegt iets over de effectiviteit en de efficiëntie waarmee de beschikbare middelen worden ingezet. Balansposten worden daarbij gekoppeld aan activiteiten. We hebben het dan al snel over de begrippen omlooptijd en omloopsnelheid.

De omlooptijd geeft de tijd (in dagen) weer die verstrijkt vanaf het ontstaan van een schuld, vordering of voorraad tot het beëindigen van die schuld, vordering of voorraad. De omloopsnelheid geeft aan hoe vaak zo'n activiteit of omzetting per jaar plaats vindt. Als we ervan uitgaan dat een jaar 365 dagen heeft, dan is de omlooptijd:

       365
  -------------- = omlooptijd
  omloopsnelheid

De tijd (in dagen) die verstrijkt vanaf het moment dat u een factuur verstuurt totdat u die factuur betaald krijgt, noemen we ook wel de debiteurenperiode of de omlooptijd debiteuren. Op elk gewenst moment kunt u deze omlooptijd voor een bepaalde periode berekenen:

  Debiteuren * 365
  ----------------- = omlooptijd van debiteuren
  Omzet op rekening 

Stel dat een bedrijf in een jaar 200 debiteuren heeft en dat er dat jaar 2000 facturen zijn verstuurd. De berekening is dan (200 / 2000) * 365 = 36,5 dagen.

Normaal gesproken ligt de omlooptijd van debiteuren gemiddeld tussen de dertig en zestig dagen. Het is echter lastig om een norm weer te geven, omdat vaak een nadere analyse van de debiteurenlijst nodig is om excessen zichtbaar te maken.

Zo kunnen we ook kijken naar de omlooptijd van crediteuren. Simpel gezegd de snelheid in dagen waarmee u uw rekeningen betaalt. In het algemeen is het aan te bevelen dat de omlooptijd van crediteuren in overeenstemming is met de omlooptijd van debiteuren. De omlooptijd voor crediteuren berekent u als volgt:

  Crediteuren * 365    
  ------------------ = omlooptijd van crediteuren
  Inkoop op rekening

Ondernemers zijn vaak ook geïnteresseerd in de omloopsnelheid van de totale activa. Dit kengetal vertelt ons hoe vaak de totale activa in een periode van bijvoorbeeld een jaar wordt omgezet. De omloopsnelheid per jaar voor de totale activa bereken we als volgt:

    Jaaromzet    
  ------------- = omloopsnelheid totale activa
  Totale activa

Op soortgelijke wijze kunnen we de omloopsnelheid en omlooptijd van bijvoorbeeld vaste activa en van voorraden berekenen.

Kengetallen en de praktijk

Als u geen investeerder bent, zult u de bovengenoemde kengetallen niet dagelijks gebruiken. Toch behoort het vermogen om deze kengetallen te berekenen en te interpreteren tot de basiskennis van elke manager. Op basis van dergelijke kengetallen kunt u objectief zicht krijgen op de financiële situatie van uw eigen bedrijf, uw klanten, uw partners of eventuele overnamekandidaten.

Nogal wat variaties van bovengenoemde kengetallen zijn in omloop. Wees daarom voorzichtig bij de interpretatie van gegevens. Probeer te achterhalen welke formules zijn gebruikt en check of de inputgegevens wel correct zijn.


Tip! Meer weten over financiën? Volg thuis een NHA-cursus:

Cursus basiskennis boekhouden
Cursus Praktijkdiploma boekhouden (pdb)
Cursus moderne bedrijfsadministratie (mba)
Cursus belastingkunde


Deze tekst is samengesteld door Management Start.
(c) 2006

Reageer op dit artikel...